Gids voor het afstellen van de remmen
Bij een splinternieuwe fiets kunnen er tijdens de inrijperiode enige piepende of schurende geluiden optreden door het "inremmen" van de nieuwe remmen. Als je remmen nieuw zijn, volg dan de onderstaande stappen om het inremmen van nieuwe remmen te voltooien. Schuur- en piepgeluiden verdwijnen gewoonlijk na verloop van tijd bij normaal gebruik van de remmen (na ongeveer 25-50 mijl/40-80 km). Als de remmen overmatig geluid maken na de inrijperiode van 40 tot 80 kilometer, volg dan de onderstaande stappen om de remmen af te stellen.
Deze gids gebruikt een RadCity Step-Thru uit 2019 als voorbeeld, maar de stappen zijn voor de meeste modellen dezelfde.
Om het meeste uit je remmen te halen, moet je zowel de voor- als de achterrem samen gebruiken; bedien altijd eerst de achterrem om overmatige belasting van het voorwiel en de voorvork te voorkomen en om te vermijden dat je de controle over je fiets verliest.
De afstelling van de remmen omvat:
- Controleer het wiel om er zeker van te zijn dat het volledig in de vorkpads is gemonteerd. Een onjuist gemonteerd wiel kan ervoor zorgen dat de remschijf van het wiel tegen de remblokken schuurt en geluid veroorzaakt.
- Controleer of de remschijf recht (niet slingert) en in goede staat is. Een beschadigde, kromme of vuile remschijf kan leiden tot verminderde remprestaties of bijgeluiden.
- Centreer de remklauw door de stand zo af te stellen dat het binnenste remblok, dat een vast onderdeel van de remklauw vormt, dichtbij en parallel aan de remschijf staat. Een onjuist gemonteerd remblok of remklauw die niet goed gecentreerd is, kan leiden tot verminderde remprestaties of bijgeluiden.
- Stel de spanning van de remkabel af en controleer de werking van de remhendel. Deze laatste afstellingen zullen ervoor zorgen dat de remmen correct zijn afgesteld.
De remmen op je fiets zijn een essentiële veiligheidsvoorziening. Het afstellen van de remmen vereist tijd, aandacht en ervaring. Zorg ervoor dat je alle stappen volgt en neem zo nodig contact met ons op voor hulp. Het niet opvolgen van de onderstaande instructies kan leiden tot onjuist afgestelde remmen en gevaarlijke situaties, schade aan de fiets en eigendommen en kan ernstig of fataal letsel tot gevolg hebben. Als je er niet zeker van bent dat je alle stappen met succes en veilig kunt uitvoeren, raden we je aan het werk te laten uitvoeren of controleren door een gerenommeerde fietsenmaker.
Benodigd gereedschap:
- 5 mm-inbussleutel
- Momentsleutel met een 5 mm-inbusbit
- 18 mm ring- of steeksleutel
- Momentsleutel met een 18 mm dopsleutel (of een diepe dopsleutel, afhankelijk van uw fietsmodel)
- Zijkniptang
- Een vel papier
- Houten blokken (om de handvatten te ondersteunen en het display te beschermen als de fiets ondersteboven wordt gezet)
- Afstelgereedschap van Rad Power Bikes voor het binnenste remblok van de achterrem (voor RadWagon-modellen van 2019 en eerder. Neem contact met ons op om het gereedschap zo nodig te bestellen).
Opmerking: Het bevestigingsmateriaal of het vereiste gereedschap dat nodig is voor uw model, kan enigszins afwijken. Zorg ervoor dat je het juiste gereedschap en de juiste maat voor de bouten gebruikt. Zorg er altijd voor dat het gereedschap stevig in of om de boutkop wordt gedrukt en langzaam wordt gedraaid om beschadiging van de bout te voorkomen.
Stand van het wiel controleren
- Maak de fiets gereed voor onderhoud. Schakel de fiets uit, verwijder de accu en houd MODE (of de aan/uit-knop) ingedrukt om de restspanning te ontladen.
- Bepaal welke rem afgesteld moet worden. Onthoud dat de linker remhendel de voorrem bedient en de rechter remhendel de achterrem.
- Lokaliseer de stelschroeven op de remhendel en op de remklauw.
- Draai de stelschroeven volledig terug in de remhendelsteun en de remklauw. Draai de borgring om de afstand tot de remhendelsteun te vergroten en draai de stelschroef verder in de remhendelsteun. Herhaal dit bij de stelschroef op de remklauw totdat de stelschroef volledig in de remklauw is geschroefd.
- Controleer of het wiel volledig in de vorkpads zit, gecentreerd in de vork is en of de snelspanhendel goed is gespannen. Een los wiel of een wiel dat niet in het midden tussen de vorkpoten gecentreerd zit, kan remgeluiden veroorzaken doordat de remschijf bij een draaiend wiel tegen de remblokken schuurt. Als het wiel niet volledig in de vorkpads zit of niet gecentreerd is, volg dan de onderstaande stappen om het wiel af te stellen.
Raak de remschijf nooit aan, vooral niet als het wiel in beweging is. Het aanraken van de remschijf terwijl deze in beweging is, kan ernstig letsel veroorzaken, kan de remprestaties verminderen en leiden tot piepende remmen.
- Voorwiel afstellen:
- Open de snelspanhendel.
- Draai de duimmoer aan de zijde tegenover de snelspanhendel linksom om ruimte bij de vorkpads te creëren.
- Herplaats het wiel waarbij de as in lijn moet zijn met de vorkpads. Zorg ervoor dat het wiel in het midden staat en laat de fiets voorzichtig over de wielas zakken.
- Houd de snelspanhendel in geopende stand en draai de duimmoer aan de andere kant rechtsom aan totdat de hendel evenwijdig aan de grond blijft staan zonder te worden vastgehouden. Zorg ervoor dat de wielas nog steeds volledig in de vorkpads zit.
- Sluit de snelspanhendel volledig. De benodigde druk is voldoende als er korte tijd een afdruk in je hand zichtbaar is.
- Open de snelspanhendel.
- Achterwiel afstellen:
- Zet de fiets ondersteboven. Plaats de handvatten op de blokken om het display te beschermen tegen beschadiging tijdens het uitvoeren van onderhoud.
- Draai de asmoeren aan beide zijden van het wiel iets los (niet verwijderen) met een 18 mm-sleutel.
- Stel het wiel zorgvuldig af, waarbij het wiel gecentreerd ten opzichte van de achtervork moet staan en de as volledig in de vorkpads zit.
- Draai de asmoeren met een 18 mm-sleutel gelijkmatig aan. Draai beide asmoeren vast met 40 Nm.
- Zet de fiets ondersteboven. Plaats de handvatten op de blokken om het display te beschermen tegen beschadiging tijdens het uitvoeren van onderhoud.
- Voorwiel afstellen:
Als de assen correct in de vorkpads zitten en de wielen gecentreerd zijn, ga dan verder met het volgende gedeelte om de conditie van de remschijf te controleren.
Controleer de conditie van de remschijf
- Plaats de fiets zo dat je de remschijf gemakkelijk tussen de remblokken kunt zien.
Voor het controleren van de remschijf voor: zet de fiets op de standaard zodat het voorwiel van de grond komt. Laat zo nodig een vriend de fiets vasthouden.
Voor het controleren van de remschijf achter: zet de fiets ondersteboven, waarbij de handvatten op blokken moeten steunen om het display te beschermen of laat een vriend de fiets rechtop houden. - Draai aan het wiel om te controleren of het vrij ronddraait. Er mag weinig tot geen contact zijn tussen de remblokken en de remschijf. Zorg ervoor dat u de remschijf nooit aanraakt, vooral niet als het wiel draait.
Raak de remschijf nooit aan, vooral niet als het wiel in beweging is. Het aanraken van de remschijf terwijl deze in beweging is, kan ernstig letsel veroorzaken, kan de remprestaties verminderen en leiden tot piepende remmen.
- Controleer de conditie van de remschijf terwijl het wiel draait. Houd een vel papier achter de remklauw om gemakkelijker te zien of de remschijf niet slingert (goed recht draait). Als de remschijf slingert in de remklauw of als de schijf is beschadigd, moet deze mogelijk worden vervangen. Neem contact met ons op voor hulp.
-
Gebruik de remhendel om het wiel te stoppen. Knijp de linker remhendel in voor het testen van de voorrem en de rechter remhendel voor het testen van de achterrem.
Nadat je hebt vastgesteld dat de remschijf in goede conditie is, moet worden verder gegaan met het volgende gedeelte om de remklauw te centreren.
- Controleer de conditie van de remschijf terwijl het wiel draait. Houd een vel papier achter de remklauw om gemakkelijker te zien of de remschijf niet slingert (goed recht draait). Als de remschijf slingert in de remklauw of als de schijf is beschadigd, moet deze mogelijk worden vervangen. Neem contact met ons op voor hulp.
Remklauw centreren
- Geef de remkabel bij de remklauw wat ruimte. Gebruik een 5 mm-inbussleutel en draai de klembout van de remkabel iets los (niet verwijderen). Geef de kabel wat meer speling door de remkabel door de kabelklembout te schuiven en draai daarna de bout vast.
- Draai de bevestigingsbouten van de remklauw ongeveer een kwart slag los (maar verwijder ze niet), totdat je de remklauw een beetje kunt bewegen.
- Kijk van bovenaf op de remklauw en controleer hoe dicht de remblokken zich bij de remschijf bevinden. Als het lijkt op de linkerkant van de onderstaande afbeelding, bevindt de remschijf zich op de juiste afstand tussen de remblokken. Als het lijkt op de rechterkant van de onderstaande afbeelding, bevinden de remblokken zich te dicht bij de remschijf en moeten ze worden afgesteld door de volgende stap uit te voeren.
- Stel zo nodig de speling tussen de remblokken en de remschijf af. Gebruik een 5 mm-inbussleutel of het afstelgereedschap van Rad Power Bikes voor het binnenste remblok (als je de achterrem afstelt op een fiets met een directdrive-motor) en draai de zilverkleurige afstelknop voor het binnenste remblok op de remklauw, linksom, of “uit” om de ruimte tussen de remblokken en remschijf te vergroten.
- Beweeg de remklauw een beetje heen en weer totdat het binnenste remblok zo dicht mogelijk bij en zo parallel mogelijk aan de remschijf zit, en draai vervolgens de bevestigingsbouten van de remklauw vast.
- Controleer of het binnenste remblok evenwijdig aan de remschijf staat. Houd zo nodig een vel papier achter de remklauw om de speling tussen het binnenste remblok en de remschijf beter te kunnen zien.
- Herhaal dit proces door het losdraaien van één bout, het afstellen van dat uiteinde van de remklauw zodat het binnenste remblok zo dicht mogelijk en zo parallel mogelijk is met de remschijf zonder deze te raken, draai vervolgens die bout vast en controleer de speling en de uitlijning. Als het binnenste remblok niet helemaal evenwijdig staat, draai dan één remklauwbevestigingsbout iets los en stel dat uiteinde van de remklauw dichter of verder van de remschijf af totdat het evenwijdig lijkt, en draai vervolgens de bevestigingsbout van de remklauw vast. Dit kan verschillende pogingen vergen, aangezien elk uiteinde van de remklauw telkens met kleine stapjes wordt aangepast. Gebruik een witte papieren achtergrond om te controleren hoe dicht en parallel het binnenste remblok bij de remschijf staat. Als het binnenste remblok zich in de juiste stand bevindt, gaat dan verder met de volgende stap.
- Laat het wiel ronddraaien en controleer of de afstand tussen de remblokken en de remschijf voldoende is als het wiel draait. Herhaal stap 7 zo nodig. Nadat de remklauw is afgesteld, moeten beide bevestigingsbouten van de remklauw gelijkmatig worden vastgedraaid tot 6-8 Nm.
- Zodra de remklauw is gecentreerd, moet worden verder gegaan met het volgende gedeelte om de remkabelspanning af te stellen.
Spanning van de remkabel afstellen
- Draai bij de remklauw de stelschroef een paar slagen naar buiten. Draai de borgring op de stelschroef los, draai de stelschroef naar buiten of uit de remklauw en draai de borgring weer vast. Dit helpt voorkomen dat de remkabel te strak wordt afgesteld.
- Gebruik een 5 mm-inbussleutel om de kabelklembout op de remklauw iets los te draaien (maar niet te verwijderen) tot de remkabel net door de bout kan schuiven. Duw de remklauwarm voorzichtig omhoog over de remkabel, terwijl je de remkabel strak houdt. Draai de kabelklembout vast met een aanhaalmoment van 5 Nm om de remkabel te blokkeren.
- Draai aan het wiel om te controleren of het vrij ronddraait. Let erop dat het achterwiel vanwege de motor mogelijk meer weerstand heeft en niet zo vrij ronddraait als het voorwiel. Als het wiel niet vrij ronddraait, draai dan de borgring los, draai de stelschroef een paar slagen linksom uit en draai vervolgens de borgring vast. Dit verhoogt de kabelspanning en voorkomt dat het buitenste remblok te strak wordt afgesteld.
- Laat het wiel draaien om de speling te controleren. Als de remschijf tegen de remblokken schuurt, draai de afstelknop van het binnenste remblok dan 1 tot 2 klikken linksom of "uit" om de ruimte tussen het binnenste remblok en de remschijf te vergroten.
Voor toegang tot de afstelknop van het binnenste remblok van de achterrem bij een naafreductiemotor: steek een 5 mm-inbussleutel door de spaken en in de afstelknop van het binnenste remblok.
Voor toegang tot de afstelknop van het binnenste remblok van de achterrem bij een directdrive-motor: steek het afstelgereedschap voor het binnenste remblok tussen de motor en de remklauw en in de afstelknop van het binnenste remblok.
- Nadat het binnenste remblok is afgesteld, moet je het wiel opnieuw laten draaien om de speling te controleren. Herhaal zo nodig de afstelling. Zet de fiets zo nodig rechtop.
- Knijp terwijl de fiets rechtop staat, de remhendels in om de afstand tussen het stuurhandvat en de remhendel te controleren. De remhendel moet zo zijn afgesteld dat de remblokken de remschijf raken, als de remhendel - zoals op de afbeelding - tot halverwege de slag tussen de ruststand en het handvat is ingeknepen. Als de rem slap aanvoelt of als de remhendel tot dicht bij het stuurhandvat kan worden ingeknepen, moet de remkabel strakker worden afgesteld. Ga verder met de volgende stap om de kabel strakker te zetten.
- Gebruik de stelschroef op de betreffende remhendel of op de bijbehorende remklauw om de remkabel strakker te spannen.
- Draai de borgring los en draai de stelschroef in kleine stappen verder uit zodat deze verder uit de remhendel steekt. Draai de borgring vast. Hierdoor zal de kabel strakker worden gezet.
- Draai het wiel en controleer of er speling is tussen de remblokken en de remschijf. Knijp de remhendel in om het wiel te stoppen. Als de kabel nog strakker afgesteld moet worden, draai dan de borgring los en draai de stelschroef verder uit de remhendel en draai de borgring weer vast. Draai het wiel opnieuw en knijp in de remhendel om het wiel te stoppen.
- Als de rem nog steeds slap aanvoelt, zet dan de kabel strakker bij de remklauw. Draai de borgring los en draai de stelschroef naar buiten "uit" de remklauw. Draai de borgring vast. Draai aan het wiel, knijp de remhendel in om het wiel te stoppen en herhaal de afstelling zo nodig.
- Draai de borgring los en draai de stelschroef in kleine stappen verder uit zodat deze verder uit de remhendel steekt. Draai de borgring vast. Hierdoor zal de kabel strakker worden gezet.
- Draai aan het wiel om te controleren of het vrij ronddraait. Bij een correcte afstelling moet het wiel vrij kunnen draaien met voldoende speling tussen de remblokken en de remschijf. Als het probleem niet is verholpen of als de remschijf opzij gedrukt wordt, wanneer de rem wordt ingeknepen, neem dan contact met ons op voor meer hulp.
- Plaats de accu weer en test de fiets volledig tijdens een proefrit!