RadRunner Gids voor afstellen van het balhoofd
Het balhoofd van je fiets bevindt zich in de balhoofdbuis en zorgt ervoor dat de voorvork en het voorwiel kunnen draaien en sturen. Er kan na verloop van tijd bij normaal gebruik speling op het balhoofd ontstaan, dus het is belangrijk om regelmatig de afstelling van het balhoofd te controleren en deze indien nodig te herstellen.
Overmatige speling op het balhoofd kan leiden tot een ongeval en een te strak afgesteld balhoofd kan voortijdige slijtage van onderdelen veroorzaken. Het is dus belangrijk om het balhoofd goed af te stellen met de juiste speling. Door periodieke controles en zo nodig afstellen, blijf je veilig en met plezier fietsen.
Volg de onderstaande stappen om de speling van het balhoofd te controleren en indien nodig af te stellen bij je RadRunner. Deze gids gebruikt een RadRunner 1 als voorbeeld, maar de stappen zijn voor de RadRunner Plus dezelfde.
Als je er niet zeker van bent dat je alle stappen met succes en veilig kunt uitvoeren, raden we je aan het werk te laten uitvoeren of controleren door een gerenommeerde fietsenmaker.
Benodigd gereedschap:
- 5 mm-inbussleutel
- Momentsleutel met een 5 mm-inbusbit
- Maak de fiets gereed voor onderhoud. Schakel de fiets uit, verwijder de accu en houd de aan/uit-knop (of MODE op de afstandsbediening van het LCD-display) ingedrukt om de restspanning te ontladen.
- Controleer of het balhoofd afgesteld moet worden.
- Controleer of het balhoofd te veel speling heeft. Plaats een hand op de plek waar de bovenkant van de voorvork uit de balhoofdbuis van de fiets komt. Knijp met je andere hand de linker remhendel in en duw de fiets voorzichtig heen en weer.
Als je een bonkend gevoel onder je hand voelt of een 'tikkend' of klapperend geluid hoort, zit het balhoofd waarschijnlijk te los.
- Controleer of het balhoofd te weinig speling heeft. Til het voorwiel iets van de grond. Houd afstand van het stuur en kantel de fiets zonder het stuur vast te houden voorzichtig een beetje naar één kant opzij en controleer of het stuur "omslaat" d.w.z. gemakkelijk en snel opzij draait.
Als het stuur niet draait en in dezelfde stand blijft staan, is het balhoofd waarschijnlijk te strak afgesteld.
- Controleer of het balhoofd te veel speling heeft. Plaats een hand op de plek waar de bovenkant van de voorvork uit de balhoofdbuis van de fiets komt. Knijp met je andere hand de linker remhendel in en duw de fiets voorzichtig heen en weer.
- Stel het balhoofd af.
- Draai de klembouten van de stuurpen iets los. Gebruik een 5 mm-inbussleutel om de twee klembouten van de stuurpen iets los te draaien (maar niet te verwijderen), totdat de stuurpen en het stuur onafhankelijk van het voorwiel kunnen bewegen.
- Stel het balhoofd losser of strakker af. Verwijder de topcapboutdop en leg deze opzij. Draai met een 5 mm-inbussleutel de topcapbout een kwartslag rechtsom strakker of linksom losser. Stel het balhoofd niet te los of te strak af.
Stel het balhoofd correct af. Stel de speling van het balhoofd niet te los of te strak af. Fietsen met een te strak afgesteld balhoofd kan problemen opleveren met sturen en leiden tot voortijdige slijtage van de balhoofdlagers.
- Controleer de afstelling van het balhoofd. Herhaal stap 2 om te controleren of het balhoofd nog verder moet worden afgesteld. Voer zo nodig nog een afstelling uit. Als de afstelling is voltooid, monteer dan de topcapboutdop weer.
- Draai de klembouten van de stuurpen iets los. Gebruik een 5 mm-inbussleutel om de twee klembouten van de stuurpen iets los te draaien (maar niet te verwijderen), totdat de stuurpen en het stuur onafhankelijk van het voorwiel kunnen bewegen.
- Zet het stuur recht.
- Zet het voorwiel in de rechtuitstand en in lijn met het frame. Zet het stuur recht zodat het precies haaks op het voorwiel staat. Gebruik voor een goede uitlijning het midden van de band of het wiel als referentiepunt voor het rechtzetten van het stuur (en niet het spatbord).
- Draai de klembouten van de stuurpen gelijkmatig vast.Nadat het stuur is rechtgezet, draai dan met een 5 mm-inbussleutel de bouten afwisselend een halve slag aan, te beginnen met de bovenste bout, zodat ze gelijkmatig worden vastgedraaid. Draai de bouten vast met 10 Nm.
- Controleer of de stuurpen veilig is. Ga voor de fiets staan en klem het voorwiel tussen je benen. Pak de handvatten vast en probeer het stuur naar links en rechts te draaien. Duw met een kracht van ongeveer 9 kg met een hand en trek tegelijkertijd met de andere hand met een kracht van ongeveer 9 kg. De stuurpen moet zo strak gemonteerd zijn dat deze niet ten opzichte van het wiel kan draaien.
- Als de stuurpen t.o.v. het wiel kan draaien, draai dan de stuurpenklembouten iets los en herhaal de stap 4 om te zorgen dat de stuurpen correct gericht en veilig is.
Losse of onvoldoende vastgedraaide stuurpenbevestigingen kunnen leiden tot verlies van controle over de fiets en ernstig of fataal letsel. Controleer voor elke rit of alle bevestigingen goed en op het voorgeschreven aanhaalmoment zijn vastgedraaid.
- Als alles goed bevestigd is, plaats dan de accu weer en test de fiets volledig tijdens een proefrit.